In één oogopslag Normenoverzicht.
- Beginpagina
- Diensten
- Normen en technische info
Normenoverzicht Veiligheid in hoofdletters
GRÄPER produceert betonnen prefabelementen, stations, trafo- en overdrachtstations, deuren en ventilatieroosters en laagspanningsverdelingen overeenkomstig de geldende normen en voorschriften. In de meeste gevallen gaat het daarbij om DIN EN 62271-202 Hochspannungs-Schaltgeräte und Schaltanlagen (Hoogspanningsschakelmateriaal en installatievoorschriften) – Deel 202: Fabrikfertige Stationen für Hochspannung / Niederspannung (Fabrieksklare stations voor hoogspanning/laagspanning). In deze norm worden vooral onderwerpen gedefinieerd en vastgesteld als vlamboogvastheid, verwarmingsgedrag, elektromagnetische compatibiliteit, geluidsemissies en beschermingsgraad. Maar ook normen voor betonnen gebouwen en laagspanningsverdelingen zijn voor ons van groot belang.
Bij het ontwerp van onze transformator- en overdrachtstations komt de veiligheid van personen op de eerste plaats. Dat geldt zowel voor de bescherming van passanten als voor die van bedieners. Sinds 1986 voeren wij daarom conform de geldende normen vlamboogtesten uit in geaccrediteerde testvelden.
Middenspanningsschakelsystemen die in onze stations worden gemonteerd, zijn geclassificeerd conform DIN EN 62271-202 met IAC-AB-20kA/1s. In enkele gevallen maken wij om de stevigheid van het gebouw te bewijzen ook gebruik van drukberekeningen conform DIN EN 62271-202.
Bij de ontwikkeling van elektrotechnische onderdelen wordt door de desbetreffende producenten uitgegaan van bijbehorende algemene voorschriften, o.a. ook voor de omgevingstemperatuur van de apparaten. Met deze voorschriften dient vanzelfsprekend rekening te worden gehouden bij een montage in schakelkasten, elektrische installaties, trafostations of andere installaties. Als leverancier van prefabstations voeren wij daarom regelmatig verwarmingstesten uit om te controleren of bij de verschillende toepassingen de temperatuurgrenswaarden van de afzonderlijke onderdelen niet wordt overschreden, maar ook of de normatief ( bijv. conform DIN EN 62271-202, DIN EN 60076-2 en DIN EN 61439) voorgeschreven maximale temperaturen van de bedrijfsmaterialen van een trafostation binnen de veilige marges blijven.
Bij het gebruik van elektrotechnische installaties ontstaan imissies die worden veroorzaakt door het magnetische en elektrische veld. Bij trafostations is daarbij in essentie slechts de imissie van het elektromagnetische veld, bepaald door de hoogte van de bedrijfsstroom, van belang. De bepalende componenten bij trafostations zijn daarom de combinatie van de laagspanningsschakelapparatuur, de van de transformator afkomstige NS-verbindingen en de uit het trafostation komende NS-uitgangskabels. Door de juiste opstelling van de afzonderlijke onderdelen kunnen de imissies van het trafostation aanzienlijk worden gereduceerd.
De grenswaarden voor het magnetische veld zijn vastgelegd in de 26ste Duitse Verordening uitvoering van de wet imissiebescherming (26. BImSchV). De eisen aan de meetprocedure voor trafostations is geregeld in DIN CLC/TR 62271-208.
Als er in woongebieden een onaangename brom te horen is, kijkt men al snel naar de trafostations in de buurt. Om dergelijke hinderlijke geluiden te voorkomen, dient er bij de planning en projectering van trafostations met enkele zaken rekening te worden gehouden. Zo hebben met name de geïnstalleerde transformator, de stand van het station en de plaats waar de stations staan een aanzienlijke invloed op de vraag of bewoners in de buurt zich storen aan trafostations. GRÄPER maakt bij de montage van zijn transformatoren daarnaast gebruik van trillingsdempers die de overdracht van het geluid extra reduceren. Zo lukt het ons om de regelmatig door de trafo veroorzaakte geluiden minstens 3 dB (gemiddelde waarde van stations) te dempen. De testmethoden om het geluidsniveau van een fabrieksklaar station te bewijzen zijn geregeld in DIN EN 62271-202.
Wilt u de door u geïnstalleerde techniek extra beschermen? Ook daarvoor hebben wij de juiste oplossingen paraat! Zowel voor onze compactstations als voor onze betreedbare stations hebben wij oplossingen uitgewerkt en in geaccrediteerde testvelden overeenkomstig de actueel geldende norm (DIN EN 1627) getest. Neem gewoon contact met ons op. Samen met u bespreken wij de mogelijkheden voor uw project.
Voor onze combinaties laagspanningsschakelapparatuur voeren wij testen en berekeningen uit conform DIN EN IEC 61439-1 voor de noodzakelijke ontwerptypebewijzen. Wij kunnen dus aan uw wensen aangepaste laagspanningsverdelingen voor u construeren en aanbieden. Behalve de reeds uitgevoerde testen voeren wij in ons eigen verwarmingstestveld bovendien ook regelmatige laagspanningsverdelingen uit in de verschillende prestatieklassen conform DIN EN IEC 61439-1 en DIN EN 62271-202.
Precisie maakt het verschil! Bij de montage van middenspanningskabelverbindingen komt het dus aan op een grote nauwkeurigheid en een zuivere montage van de kabelgarnituren. Alleen zo kan worden gegarandeerd dat het trafostation lang en correct functioneert. Om dit te garanderen voeren wij aan onze middenspanningskabelverbindingen deelontladingstesten uit conform DIN EN 60270.
Voor een hoge mate aan veiligheid is een goede aarding van onderdelen essentieel. DIN EN 62271-202 bevat daarom bijzondere eisen voor aarding van schakelinstallaties en voert bovendien in bijlage EE voorbeelden aan voor de uitvoering van aardingsstroomcircuits. Daarnaast regelt DIN VDE 0100-540 de doorsneden die bij de aardingsinstallatie dienen te worden aangehouden.
Het gebruik van vloeistof gevulde transformatoren vereist bijzondere aandacht voor de bescherming tegen water. Beton und Energietechnik Heinrich Gräper GmbH & Co. KG is gecertificeerd als WHG-vakbedrijf en is onderworpen aan voortdurend toezicht.
Een belangrijk criterium bij de planning en uitvoering van betonnen prefabstations voor nutsvoorzieningen is brandpreventie. De laatste tijd is dit aspect nog belangrijker geworden. Als gevolg van ontbrekende percelen en hoge kosten voor de aankoop van percelen worden stations steeds vaker in open stukken binnen de bebouwing gebouwd. En vaak zijn daarbij de afstanden tot bestaande gebouwen resp. erfgrenzen te klein.
Daarnaast wordt ook geprobeerd om betonnen prefabstations te integreren in nieuw in te richten hallen resp. gebouwen. Bovendien is ook de wens van veel opdrachtgevers van belang om aparte ruimtes van elkaar te scheiden, zodat in geval van brand redundante onderdelen correct blijven werken en de stroom-, gas- of watervoorziening is gewaarborgd. Met het bouwmateriaal beton, in warmte-isolerende uitvoering als lichtbeton of in geluidsisolerende uitvoering als normaal beton, is voor deze toepassing een uitstekend materiaal beschikbaar. Beton is immers doorgaans niet brandbaar en voldoet zodoende aan de bouwmaterialenklasse A1 conform DIN 4102-1 resp. DIN EN 13501-1. Met name lichtbeton is uitermate geschikt voor brandpreventie. Door de goede warmte-isolerende eigenschappen laat het de temperatuur aanzienlijk minder snel oplopen aan de kant van het vuur.
Uitgaande van de Duitse Modelbouwverordening (MBO) en de in de desbetreffende deelstaat geldende bouwverordening (LBO) volgen uit de indeling van de gebouwen in behuizingsklassen bepaalde eisen aan de bouwkundige brandpreventie.
Door opdrachtgevers aangewezen brandpreventieadviseurs resp. -deskundigen werken bij complexe bouwplannen of bij het bouwen binnen de bebouwing brandpreventieadviezen uit en leggen daarmee ook de noodzakelijke duur van de brandwerendheid van het gehele gebouw of de afzonderlijke onderdelen binnen het gebouw vast. Op basis van deze brandpreventieadviezen voeren wij bij Gräper de projectering resp. constructieve uitwerking van onze betonnen prefabstations uit.
Cruciaal daarbij is dat wordt vastgelegd of de blootstelling aan brand eenzijdig, d.w.z. van binnen naar buiten (bescherming van de omliggende gebouwen) resp. van buiten naar binnen (veiligheid van de voorzieningen) of evt. ook tweezijdig plaatsvindt. Op basis van deze vaststelling en de in het brandpreventieadvies vastgelegde duur van de brandwerendheid blijken dan bepaalde constructieve uitwerkingen, zoals de wanddikte, betonnen afdekkingen, verbindingsmaterialen en de voegvulling.
Ondersteuning hierbij kunt u vinden in DIN 1042-4, waarin bouwmaterialen en onderdelen zonder extra test overeenkomstig de vereiste duur van de brandwerendheid zijn geclassificeerd, of in DIN EN 1992-1-2 (Eurocode 2 deel 1-2), waarin net als in DIN 4102-4 bepaalde constructieve uitwerkingen zijn vastgelegd overeenkomstig de vereiste duur van de brandwerendheid. De noodzakelijke wanddiktes, resulterend uit de blootstelling aan brand, variëren daarbij slechts gering (zie onderstaande tabel).
Naast de wanddikte en de betonnen afdekking zijn ook de geïnstalleerde onderdelen van belang voor de constructieve brandpreventie van betonnen prefabstations. De bouwkundige brandpreventie kan worden aangevuld met brandpreventiedeuren met een verschillende brandpreventieduur, met brandpreventieroosters en met zelfsluitende ventilatiekleppen. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de volgens de vergunning noodzakelijke installatiedikte die evt. groter kan zijn dan de uit de blootstelling aan brand resulterende wanddikte conform DIN 4102-4 resp. DIN EN 1992-1-2
Ook op het gebied van kabelinvoeren bieden wij bij GRÄPER passende brandpreventieoplossingen aan. Er kan onder andere worden gekozen uit Hauff-doorvoeren in combinatie met brandpreventie-kits, bouwframes met passende dichtingsmodules of kabelafschermingen met bronmateriaal, dat in geval van brand de opening veilig afsluit en verdere zuurstoftoevoer voorkomt.
Neem contact met ons op als u nog vragen heeft over brandpreventie! Wij helpen u graag bij uw planning met onze knowhow en bieden u passende oplossingen.